De ABCAT heeft het meeste effect wanneer er op verantwoorde wijze wordt gestookt.Om met minimale overlast te kunnen stoken, is een volledige verbranding van alle vrijgekomen houtgassen van belang. Deze houtgassen komen vrij bij een temperatuur vanaf 150 graden. Het proces van ontgassing van het hout gaat door totdat de kachel een temperatuur van 700 graden bereikt. Vanaf deze temperatuur ontvlammen de houtgassen tot mooie dansende vlammen. Hierbij wat extra uitleg.
Een manier om snel en gecontroleerd een volledige verbranding te bereiken is door gebruik te maken van de Zwitserse Stookmethode. Met deze methode steek je het hout van boven naar onderen aan. Op deze manier zorg je ervoor dat al vanaf het begin de vrijkomende houtgassen kunnen ontvlammen en er dus een (bijna) volledige verbranding is. Houtgassen stijgen op en wanneer er dan een vlam (en dus voldoende temperatuur) aanwezig is, krijgen deze houtgassen de kans om te verbranden. Dit is anders wanneer het hout van onderen wordt aangestoken. Het vuur (en dus temperatuur) bevindt zich dan onder de vrijkomende houtgassen. De schadelijke gassen stijgen op en gaan onverbrand het rookkanaal in.
Voor een volledige verbranding moet de kachel snel de juiste temperatuur bereiken. Tot die tijd moeten alle houtgassen die vrijkomen, zo goed als mogelijk de kans krijgen om te verbranden. Dit bereik je door houtblokken van groot naar klein kruislings op te stapelen. De grote houtblokken komen onder en de kleinste boven, eindigend met kruislings opgestapelde aanmaakhoutjes. Stapel de blokken met de gekloofde vlakken naar binnen. Deze vlakken vatten namelijk sneller vlam. De kleinste blokken worden aangestoken met aanmaakblokjes en laten de steeds grotere blokken daaronder gemakkelijk ontvlammen. De blokken vatten zo geleidelijk en gecontroleerd vlam en de temperatuur wordt geleidelijk opgebouwd. Wanneer het vuur bij de onderste grote blokken is aangekomen, heeft de kachel inmiddels voldoende temperatuur opgebouwd om ook de houtgassen van deze blokken goed te laten verbranden.
Bijvullen
Tijdens het bijvullen van de kachel is de kans op ongewenste uitstoot van rookgassen en fijnstof groter. De kacheldeur gaat open waardoor warmte, die nodig is voor een goede ontvlamming, verloren gaat. Wanneer de nieuwe houtblokken in de kachel gaan, moet de kachel weer op temperatuur komen om het hout te laten ontgassen en vervolgens te laten ontvlammen.
Beter is het daarom om de kachel bij te vullen wanneer er nog een vlam aanwezig is. Dan maak je optimaal gebruik van warmte die nodig is. Ook is het belangrijk om te zorgen voor voldoende zuurstof. Zet daarom de zuurstoftoevoer maximaal open tot het vuur goed brandt. Zet de toevoer daarna maximaal tot de helft terug.